kraste

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kras·te

Bijvoeglijk naamwoord

kraste

  1. verbogen vorm van de overtreffende trap van kras

Werkwoord

vervoeging van
krassen

kraste

  1. enkelvoud verleden tijd van krassen
    • Ik kraste. 
    • Jij kraste. 
    • Hij, zij, het kraste.