kraste
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kras·te
Bijvoeglijk naamwoord
kraste
- verbogen vorm van de overtreffende trap van kras
Werkwoord
vervoeging van |
---|
krassen |
kraste
- enkelvoud verleden tijd van krassen
- Ik kraste.
- Jij kraste.
- Hij, zij, het kraste.
- Ik kraste.