krasloos

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kras·loos
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van kras met het achtervoegsel -loos
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen krasloos kraslozer krasloost
verbogen krasloze kraslozere kraslooste
partitief krasloos kraslozers -

Bijvoeglijk naamwoord

krasloos

  1. zonder krassen
    • Een krasloze tweedehands langspeelplaat is meer waard dan een met krassen 
    • Nederlands hechten aan een krasloze auto terwijl men in Parijs zelfs niet op een deukje meer of minder let. 

Gangbaarheid