krapjes

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krap·jes
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

krapjes

  1. niet overvloedig
    • Negen dames en één jongeman zijn deze woensdagmiddag al een stap verder: het lukt ze allemaal het instrument een keurige toon te ontlokken. "Dit is het enige moeilijke van het klarinetspelen", legt Kuiper uit. "Je moet zoeken naar de juiste plek in je mond, zodat 'ie het ook doet. Doe je het te krapjes, wil het helemaal niet. Stop je hem te ver erin, gaat 'ie piepen. Dat geluid zul je nog heel vaak horen." [1] 
    • Van Wolfswinkel gaf toe dat de eerste helft in De Kuip niet best was. ,,We speelden slecht. Gelukkig konden we het na de rust rechtzetten. Mij gaat het om die beker. Dat is toch wat telt. Het was nog wat krapjes met 1-0, maar toen AZ achterin een-op-een ging spelen, kon ik Ron Vlaar uitkappen en de bal erin schieten voor 2-0. Geweldig toch? [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen