krammen

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kram·men

Zelfstandig naamwoord

krammen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kram

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be