krabbelden op

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krab·bel·den op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opkrabbelen

krabbelden (...) op

  1. meervoud verleden tijd van opkrabbelen
    • Wij krabbelden op. 
    • Jullie krabbelden op. 
    • Zij krabbelden op. 

Gangbaarheid