kostumeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kos·tu·meer

Werkwoord

vervoeging van
kostumeren

kostumeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kostumeren
    • Ik kostumeer. 
  2. gebiedende wijs van kostumeren
    • Kostumeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kostumeren
    • Kostumeer je?