kosteloos

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kos·te·loos
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van kost met het achtervoegsel -loos met het invoegsel -e-
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kosteloos kostelozer kosteloost
verbogen kosteloze kostelozere kostelooste
partitief kosteloos kostelozers -

Bijvoeglijk naamwoord

kosteloos

  1. zonder kosten
    • Als de kleren niet passen mag je ze kosteloos terugsturen naar de webwinkel. 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be