kortoorde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kort·oor·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kortoren |
kortoorde
- enkelvoud verleden tijd van kortoren
- Ik kortoorde.
- Jij kortoorde.
- Hij, zij, het kortoorde.
- Ik kortoorde.
vervoeging van |
---|
kortoren |
kortoorde