Naar inhoud springen

korrelen

Uit WikiWoordenboek
  • kor·re·len
  • afgeleid van korrel met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
korrelen
korrelde
gekorreld
zwak -d volledig

korrelen [1]

  1. onovergankelijk korrelig worden
  2. overgankelijk korrelig maken
  3. overgankelijk een oppervlakte korrelig maken
  • Iets of iemand op de korrel nemen
Kritiek op iets of iemand hebben
80 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[2]