kordaat
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kor·daat
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Spaans of Latijn, in de betekenis van ‘ferm’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1658 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kordaat | kordater | kordaatst |
verbogen | kordate | kordatere | kordaatste |
partitief | kordaats | kordaters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
kordaat
- vastbesloten, vastberaden
Vertalingen
1. vastbesloten, vastberaden
Gangbaarheid
- Het woord kordaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "kordaat" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |