koppen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van koppen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		koppen			te koppen
	toekomend		zullen koppen			te zullen koppen
voltooid	tegenwoordig		hebben gekopt			te hebben gekopt
	toekomend		gekopt zullen hebben			gekopt te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	koppend		gekopt			ev. kop	mv. verouderd kopt	koppe
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	kop	kopt	kopt	kopt	kopt	koppen	koppen	koppen
verleden (o.v.t.)	kopte	kopte	kopte	kopte	kopte	kopten	kopten	kopten
toekomend (o.t.t.t.)	zal koppen	zult/zal koppen	zult/zal koppen	zult koppen	zal koppen	zullen koppen	zullen koppen	zullen koppen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou koppen	zou koppen	zou(dt) koppen	zoudt koppen	zou koppen	zouden koppen	zouden koppen	zouden koppen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gekopt	hebt gekopt	hebt/heeft gekopt	hebt gekopt	heeft gekopt	hebben gekopt	hebben gekopt	hebben gekopt
verleden (v.v.t.)	had gekopt	had gekopt	had gekopt	hadt gekopt	had gekopt	hadden gekopt	hadden gekopt	hadden gekopt
toekomend (v.t.t.t.)	zal gekopt hebben	zal/zult gekopt hebben	zult/zal gekopt hebben	zult gekopt hebben	zal gekopt hebben	zullen gekopt hebben	zullen gekopt hebben	zullen gekopt hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gekopt hebben	zou gekopt hebben	zou/zoudt gekopt hebben	zoudt gekopt hebben	zou gekopt hebben	zouden gekopt hebben	zouden gekopt hebben	zouden gekopt hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gekopt worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gekopt				er is gekopt
verleden	er werd gekopt				er was gekopt
toekomend	er zal gekopt worden				er zal gekopt zijn
voorwaardelijk	er zou gekopt worden				er zou gekopt zijn