koppelde af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kop·pel·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afkoppelen

koppelde af

  1. enkelvoud verleden tijd van afkoppelen
    • Ik koppelde af. 
    • Jij koppelde af. 
    • Hij, zij, het koppelde af. 


Gangbaarheid