koppel aaneen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kop·pel aan·een
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aaneenkoppelen

koppel aaneen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenkoppelen
    • Ik koppel aaneen. 
  2. gebiedende wijs van aaneenkoppelen
    • Koppel aaneen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenkoppelen
    • Koppel je aaneen? 

Gangbaarheid