kopieerbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·pi·eer·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kopieerbaar kopieerbaarder kopieerbaarst
verbogen kopieerbare kopieerbaardere kopieerbaarste
partitief kopieerbaars kopieerbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

kopieerbaar

  1. waar een extra, gelijkend exemplaar van gemaakt kan worden
    • „De verouderde magneetstriptechnologie stamt uit de jaren zestig”, verklaarde Currence-woordvoeder Bob Goulooze tegenover de zender. „Die strip is gemakkelijk kopieerbaar en daarmee levensgevaarlijk. Criminelen maken valse passen aan en nemen daarmee geld op in het buitenland.” [1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC 3 november 2011