kookte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kook·te

Werkwoord

vervoeging van
koken

kookte

  1. enkelvoud verleden tijd van koken
    • Ik kookte. 
    • Jij kookte. 
    • Hij, zij, het kookte. 
     Ik kookte wat pasta terwijl zij een jointje opstak.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia