kookhoek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kook·hoek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van koken ww en hoek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kookhoek | kookhoeken |
verkleinwoord | kookhoekje | kookhoekjes |
Zelfstandig naamwoord
de kookhoek m
- deel van een ruimte of lokaal waar men het eten kan bereiden
- In de stal plaatsten de eerste gasten verschillende appartementen. Er is nu ruimte voor drie tot vier gezinnen, met elk een eigen slaapunit. Elk gezin beschikt over een kookhoek in een gemeenschappelijke keuken. [1]
- Er is een ICT-lokaal gebouwd, evenals twee leslokalen en een praktijkruimte voor leerlingen van 13 tot 20 jaar. Daar is onder andere een kookhoek en een techniekhoek. De Obadjaschool heeft van overheidswege geen recht op een praktijklokaal. [2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'kookhoek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kookhoek" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Reformatorisch Dagblad Mariska Dijkstra-Wolters 07-05-2004 Voor het eerst een week op vakantie
- ↑ Reformatorisch Dagblad 18-06-2004 Obadjaschool Zwolle opent nieuwe lokalen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be