konkel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kon·kel

Werkwoord

vervoeging van
konkelen

konkel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van konkelen
    • Ik konkel. 
  2. gebiedende wijs van konkelen
    • Konkel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van konkelen
    • Konkel je? 

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be