kolenzak
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ko·len·zak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kolenzak | kolenzakken |
verkleinwoord | kolenzakje | kolenzakjes |
Zelfstandig naamwoord
de kolenzak m
- slap, wat rechthoekig hulsel van jute waarin men steenkolen vervoert
- ▸ De voorkant van de veel te wijde regenjas hing tot op de grond, inderdaad als een kolenzak, even zwart en even vormeloos.[2]
- ▸ Ze beweert dat ze de deur van de kinderkooi uit haar hengsels getrokken heeft, dat ze het eten achter de deur heeft laten staan en de deur toen heeft geblokkeerd met kolenzakken.[3]
Gangbaarheid
- Het woord kolenzak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij , ISBN 9789023467014
- ↑ Weblink bron Katrien Bruylandt“Frédéric Dutroux. (4) Ik zei niets. Ik zei alleen haha wanneer alweer iemand een debiele mop over mijn vader vertelde” (5 februari 2004), De Standaard