kolengruis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·len·gruis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kolengruis
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het kolengruiso

  1. tot fijne korrels verbrokkelde steenkool
     «Daar» zei ze in zichzelf, kijkend naar het met kolengruis vermengde zand dat over de dwarsliggers gewaaid lag in de schaduw van de wagon, «daar, precies in het midden, zo zal ik hem straffen en mij van allen en van mijzelf bevrijden.[2]
     Het is deze zogeheten 'lage emissie', die de grootste rechtstreekse bedreiging van de gezondheid vormt. Toch stoken veel Polen door, omdat het goedkoop is. "Met kolen kan ik mijn huis voor vijftig euro per maand warm stoken", legt de kunstenaar Wojciech uit. "Voor gas moet ik zeker twee keer zoveel betalen." En dus gooit hij nog een schep kolengruis op het vuur.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Anna Karenina” op Wikipedia (1877), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028276062
  3. Bronlink geraadpleegd op 25 maart 2022 Weblink bron
    Dieuwke van Ooij
    “Deel 2 Energie-unie: Polen rust op kolen” (06-05-2015), NOS