kokhalzen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
kokhalzen | kokhalzend |
gekokhals |
Woordafbreking
- kok·hal·zen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘op het punt staan te braken’ voor het eerst aangetroffen in 1802 [1]
- Samenstellende afleiding van kok (klanknabootsing) en hals met het achtervoegsel -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kokhalzen |
kokhalsde |
gekokhalsd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
kokhalzen
- inergatief bijna moeten overgeven als reactie iets wat misselijkheid veroorzaakt of iets wat in de keel steekt
- Ook de journalisten die getuige waren van de gebeurtenissen op de campus van UC Davis kokhalsden van de pepperspray.
- inergatief (figuurlijk) walgen
- Hij kokhalst van het slaafse gedrag van zijn collega's.
Gangbaarheid
- Het woord kokhalzen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "kokhalzen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -en in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %