koketteerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·ket·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
koketteren

koketteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van koketteren
    • Ik koketteerde. 
    • Jij koketteerde. 
    • Hij, zij, het koketteerde.