koestert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koes·tert

Werkwoord

vervoeging van
koesteren

koestert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koesteren
    • Jij koestert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koesteren
    • Hij koestert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van koesteren
    • Koestert!