koekje

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Koekjes.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koek·je
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord koekje koekjes

Zelfstandig naamwoord

koekje o dim. tant.

  1. (voeding) een klein baksel dat meestal bij de koffie of thee genuttigd wordt
    • De jongens wilden graag een koekje hebben. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Een koekje van eigen deeg geven/krijgen
behandeld worden zoals je anderen behandelt
Overerving en ontlening
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

koekje o

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord koek

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be