koekalf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koe·kalf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koekalf koekalveren
verkleinwoord koekalfje koekalfjes

Zelfstandig naamwoord

het koekalfo

  1. (veeteelt) vrouwelijk kalfje van een rund
     "Melkkoeien moeten ieder jaar een kalfje krijgen om hun melkproductie op gang te houden. De koekalfjes zijn geld waard omdat ze melk kunnen gaan produceren, maar de stierkalfjes hebben minder waarde. Te lichte stierkalfjes zijn economisch niet rendabel en worden daarom meteen gedood."[2]
     Opwindender nog is Richmans jacht op de rode koekalveren die onontbeerlijk zijn voor een oud zuiveringsritueel dat nodig is om de Tempelberg te kunnen betreden.[3]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    MARCEL FROST
    “Rambam: groene stroom uit dode stierkalfjes” (30 nov. 2016), De Telegraaf
  3. Bronlink Weblink bron “Een smeulende vulkaan” (21/08/2009), HP de Tijd
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be