kodak
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ko·dak
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘camera’ voor het eerst aangetroffen in 1903 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kodak | kodaks |
verkleinwoord | kodakje | kodakjes |
Zelfstandig naamwoord
- (verouderd) kleine, eenvoudig te bedienen camera, oorspronkelijk een handelsnaam van Eastman Kodak
- (verouderd) een foto
- (verouderd) betrekking hebbend op fotograferen
- Na het avondeten besloot ik te kijken of er nog een oud rolletje in zat. Nadat ik had uitgevogeld hoe je de achterkant van zo'n toestel open krijgt, zag ik tot mijn vreugde een kodak-rolletje. Ik stond er niet bij stil dat het een gebruikt en dus belicht exemplaar zou kunnen zijn. Tot ik er een stukje papier uit zag steken met de tekst exposé. Pas toen besefte ik dat ik wellicht iets heel moois had gevonden."[3]
- (verouderd) fotograferen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord kodak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kodak" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "kodak" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Caspar Naber 18-JULI-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be