knutselwerk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: knutselwerk (hulp, bestand)
Woordafbreking
- knut·sel·werk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van knutsel ww en werk zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knutselwerk | knutselwerken |
verkleinwoord | knutselwerkje | knutselwerkjes |
Zelfstandig naamwoord
- iets wat je uit liefhebberij in elkaar gezet hebt
- De kleuter kwam trots aanzetten met haar knutselwerkje dat ze voor moederdag had gemaakt.
- (pejoratief) iets wat heel slecht gemaakt is
- Conservator Martin Berger van het Museum Volkenkunde ontmaskerde een ‘Mixteekse’ schedel als knutselwerk.[2]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord knutselwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knutselwerk" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Dirk Vlasblom 4 december 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be