knuppelen

Nederlands

dodknuppelen van zeehonden

Uitspraak

• Geluid:  knuppelen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• knup·pe·len

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van knuppel

Werkwoord

knuppelen

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
knuppelen	knuppelde	geknuppeld
zwak -d	volledig

1. met een knots of knuppel slaan, wegslaan, neerslaan of doodslaan

   • Jongeren vast voor knuppelen: Tien jongeren uit Musselkanaal en omgeving zijn opgepakt omdat ze in september in Oost-Groningen willekeurige voorbijgangers met honkbalknuppels ernstig zouden hebben mishandeld.  

2. met een knots of knuppel slaan

Synoniemen

• slaan, beuken, hameren, meppen, ranselen, stoten, timmeren

Afgeleide begrippen

• doodknuppelen, neerknuppelen, katknuppelen

Vertalingen

    1.   

Engels: club (en), bludgeon (en)

Gangbaarheid

• Het woord knuppelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knuppelen" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
98 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.