knuist
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- knuist
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘harde hand’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1552 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knuist | knuisten |
verkleinwoord | knuistje | knuistjes |
Zelfstandig naamwoord
- een samengebalde hand
- Die vent had harde knuisten.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord knuist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knuist" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "knuist" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be