knolgewas
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- knol·ge·was
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knolgewas | knolgewassen |
verkleinwoord | knolgewasje | knolgewasjes |
Zelfstandig naamwoord
het knolgewas o
- (plantkunde) een gewas dat om de knol geteeld wordt
- De foodietrend is definitief doorgeslagen: laatst stuitten we op een recept voor een biologische berenhap, met shiitake, sjalotjes en knolgewas. Er werd een wijn met aardse aroma’s bij aangeraden. Kom op mensen, dit gaat te ver. We weten allemaal dat niets de echte berenhap verslaat: die heerlijke combinatie van gefrituurd gehakt, ui en pindasaus. Of neem anders de sitostick, een ondergewaardeerde snack van kalkoen, wederom met ui en uiteraard gefrituurd. Erbij nemen we een blikje Ferdandes.[2]
- Word je oranje als je te veel wortels eet?: In dit geval is de uitspraak 'je bent wat je eet' wel heel letterlijk. Wie zich als een konijn dagelijks aan enkele wortels laaft, loopt al het risico van een overschot aan vitamine A en een lichte gelijkenis met het knolgewas.[3]
Hyponiemen
- bataat, aardappel, knolraap, radijs, koolrabi, daikon, rammenas, aardaker, aardamandel, cassave, kudzu, venkel, yam
Gangbaarheid
- Het woord knolgewas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knolgewas" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Martine Kamsma, Merlijn Kerkhof, Floor Rusman 22 augustus 2015
- ↑ Volkskrant Ianthe Sahadat 2 juli 2016,
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be