knipte uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knip·te uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitknippen

knipte uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitknippen
    • Ik knipte uit. 
    • Jij knipte uit. 
    • Hij, zij, het knipte uit. 


Gangbaarheid