kneuter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Een kneuter, Carduelis cannabina
Uitspraak
Woordafbreking
  • kneu·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kneuter kneuters
verkleinwoord kneutertje kneutertjes

Zelfstandig naamwoord

de kneuterm

  1. (zangvogels) bepaald soort vinkachtige, Carduelis cannabina op Wikispecies
  2. kind dat laat merken dat het ontevreden is
  3. plaats waar iets is gevouwen of gevouwen is geweest
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
   1. zie: kneu   

Werkwoord

vervoeging van
kneuteren

kneuter

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kneuteren
    • Ik kneuter. 
  2. gebiedende wijs van kneuteren
    • Kneuter! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kneuteren
    • Kneuter je? 

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
60 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen