kners

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kners

Werkwoord

vervoeging van
knersen

kners

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knersen
    • Ik kners. 
  2. gebiedende wijs van knersen
    • Kners! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knersen
    • Kners je? 

Gangbaarheid