knasten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- knas·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
knassen |
knasten
- meervoud verleden tijd van knassen
- Wij knasten.
- Jullie knasten.
- Zij knasten.
- Wij knasten.
Deens
Woordafbreking
- knas·ten
Zelfstandig naamwoord
knasten, g
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van knast