knallend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knal·lend

Werkwoord

vervoeging van: knallen
verbogen vorm: knallende

knallend

  1. onvoltooid deelwoord van knallen
stellend
onverbogen knallend
verbogen knallende
partitief knallends

Bijvoeglijk naamwoord

knallend

  1. een plotseling kortdurend luid geluid voortbrengend
    • Geen ronkende berichten of knallende kurken in het stadhuis van Enschede. De gemeente sluit het begrotingsjaar 2018 op papier weliswaar af met een ‘winst’ van 16,6 miljoen euro, maar moet in de praktijk alle zeilen bijzetten. [1] 
    • Leren tuigjes, ijzeren pinnen en knallende zwepen. De sm-vereniging Reykjavik Vooruit is in vol ornaat afgereisd naar Eurovisieland. Een marteling voor de trommelvliezen, maar een feest voor het oog. [2] 
  2. (figuurlijk) heel heftig
    • Wij krijgen een beetje pijn in de ogen van de knallende kleurencombinatie die Trijntje Oosterhuis haar volgers voorschotelt. [3] 
    • Er is vandaag een top-muziekprogramma, met de ene topper na de andere op het Hoofdpodium. Achtereenvolgens spelen daar Miss Montreal, The Mavericks, Kraantje Pappie, De Staat en een knallende afsluiter met Charly Lownoise & Mental Theo. [4] 
Synoniemen


Gangbaarheid


Verwijzingen