kluwen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- klu·wen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘knot’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kluwen | kluwens |
verkleinwoord | kluwentje | kluwentjes |
Zelfstandig naamwoord
- los om zichzelf opgewonden hoeveelheid wol, garen enz
- Ik heb nog een kluwen rode wol, daarmee komt de trui wel af.
Synoniemen
Vertalingen
1. los om zichzelf opgewonden hoeveelheid wol, garen enz
Gangbaarheid
- Het woord kluwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "kluwen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |