kloostercel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

kloostercel
Uitspraak
Woordafbreking
  • kloos·ter·cel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kloostercel kloostercellen
verkleinwoord kloostercelletje kloostercelletjes

Zelfstandig naamwoord

de kloostercelv / m

  1. (religie) kleine ruimte in een klooster waarin een kloosterling slaapt en woont
     De treinkaartjes waren gekocht, hun spullen stonden samengebonden in de kloostercel.[2]
     Er is slechts één personage, de vermogende dandy Des Esseintes, die zich terugtrekt uit het Parijse mondaine leven en in een verfijnd ingerichte kloostercel gaat wonen, op zoek naar pure schoonheid.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028261396