klimaatspijbelaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Klimaatspijbelaars in Brussel, januari 2019
Uitspraak
Woordafbreking
  • kli·maat·spij·be·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord klimaatspijbelaar klimaatspijbelaars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de klimaatspijbelaarm

  1. (maatschappij) iemand die spijbelt om te protesteren voor een beter klimaatbeleid, met name een scholier
    • Klimaatspijbelaars opnieuw bijeen in Brussel: De spijbelende klimaatscholieren zijn voor de tweede donderdag op rij in Brussel de straat opgegaan. Ze demonstreren voor een beter klimaat. De Brusselse politie meldt dat maar liefst 12.500 jongeren deelnemen aan de betoging. Dat is een veelvoud van de 3.000 deelnemers vorige week. [1] 
    • In Brussel wordt momenteel heel druk gespijbeld voor het klimaat. Klimaatspijbelaars heten de kinderen die de straat op gaan, 35.000 stuks inmiddels, nu al drie donderdagen op rij. Om via gespijbel een strengere klimaatwetgeving af te dwingen.[2] 
    • ‘Er is een rapport van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change). Praat met die experts en vorm een beleid. Want driehonderd jongeren uitnodigen heeft niet veel nut. Nodig beter driehonderd experts uit en maak een klimaatakkoord, waardoor wij kunnen zeggen: ‘Het komt in orde’.’ Dat zei Anuna De Wever, initiatiefneemster van de klimaatspijbelaars, het jongerenprotest tegen het klimaatbeleid, op de mars in Brussel.[3] 
Opmerkingen
  • Het woord klimaatspijbelaar raakte begin 2019 sterk in gebruik, toen steeds meer scholieren staakten om een beter klimaatbeleid af te dwingen.
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen