kletskous
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- klets·kous
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘praatzieke vrouw’ voor het eerst aangetroffen in 1884 [1]
- samenstelling van klets ww en kous [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kletskous | kletskousen |
verkleinwoord | kletskousje | kletskousjes |
Zelfstandig naamwoord
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord kletskous staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "kletskous" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "kletskous" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kletskous op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be