kleinzielig
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kleinzielig (hulp, bestand)
Woordafbreking
- klein·zie·lig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kleinzielig | kleinzieliger | kleinzieligst |
verbogen | kleinzielige | kleinzieligere | kleinzieligste |
partitief | kleinzieligs | kleinzieligers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
kleinzielig
- bekrompen in uitingen en opvattingen of daarvan getuigend
- Ik vind je maar een kleinzielig ventje...
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. bekrompen in uitingen en opvattingen of daarvan getuigend
Gangbaarheid
- Het woord kleinzielig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "kleinzielig" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be