kleedt in

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kleedt in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
inkleden

kleedt (...) in

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkleden
    • Jij kleedt in. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkleden
    • Hij kleedt in. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van inkleden
    • Kleedt in!