kleedde aan
Uiterlijk
- Geluid: kleedde aan (hulp, bestand)
- kleed·de aan
vervoeging van |
---|
aankleden |
kleedde aan
- enkelvoud verleden tijd van aankleden
- Ik kleedde aan.
- Jij kleedde aan.
- Hij, zij, het kleedde aan.
- Ik kleedde aan.
- Het woord kleedde aan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.