kladderig
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- klad·de·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kladderig | kladderiger | kladderigst |
verbogen | kladderige | kladderigere | kladderigste |
partitief | kladderigs | kladderigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
kladderig [1]
- vol met kladden
- Was het toch niet beter geweest dat een eigentijdse Piero della Francesca doek en penseel had genomen en Hendrik Johannes Cruijff had vereeuwigd als Jezus Christus. In rood gewaad, met Rinus Michels, Jaap van Praag, Piet Keizer, Johan Neeskens, Jan van Beveren, en nog een stelletje vrome bedelaars knielend aan zijn voeten? Daarmee was toch alles gezegd. Het schilderij had alvast meer kleur gegeven aan de Arena - die stugge betonmolen - dan het kladderige hoofd van J.C. dat er nu hangt. En Danny had gewoon op zaterdag naar de kapper kunnen gaan, zoals ze altijd doet. Nu staat het mens een weekend lang tussen lorrenboeren die in oud papier doen. En ze was al zo onzeker over de schoonheid der jaren die ze in en met zich draagt.[2]
- smerig en vuil
Synoniemen
- [1] slordig, knoeierig, nonchalant, onnauwkeurig
- [2] morsig, onverzorgd, smoezelig, viezig
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord kladderig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "kladderig" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Hugo Camps 19 april 1997
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be