kinderlijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kin·der·lijk
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van kind met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -er- of samenstelling van kind en lijk met het invoegsel -er-
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kinderlijk kinderlijker kinderlijkst
verbogen kinderlijke kinderlijkere kinderlijkste
partitief kinderlijks kinderlijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

kinderlijk

  1. overeenkomstig de aard van een kind (kindsheid), zoals een kind is of doet.
  2. naïef, onbevangen.

Bijwoord

kinderlijk

  1. op kinderlijke wijze
    «Soms gedroeg hij zich ronduit kinderlijk
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kinderlijk kinderlijken
verkleinwoord kinderlijkje kinderlijkjes

kinderlijk o

  1. het dode lichaam van een kind

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be