killen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van killen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		killen			te killen
	toekomend		zullen killen			te zullen killen
voltooid	tegenwoordig		hebben gekild			te hebben gekild
	toekomend		gekild zullen hebben			gekild te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	killend		gekild			ev. kil	mv. verouderd kilt	kille
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	kil	kilt	kilt	kilt	kilt	killen	killen	killen
verleden (o.v.t.)	kilde	kilde	kilde	kilde	kilde	kilden	kilden	kilden
toekomend (o.t.t.t.)	zal killen	zult/zal killen	zult/zal killen	zult killen	zal killen	zullen killen	zullen killen	zullen killen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou killen	zou killen	zou(dt) killen	zoudt killen	zou killen	zouden killen	zouden killen	zouden killen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gekild	hebt gekild	hebt/heeft gekild	hebt gekild	heeft gekild	hebben gekild	hebben gekild	hebben gekild
verleden (v.v.t.)	had gekild	had gekild	had gekild	hadt gekild	had gekild	hadden gekild	hadden gekild	hadden gekild
toekomend (v.t.t.t.)	zal gekild hebben	zal/zult gekild hebben	zult/zal gekild hebben	zult gekild hebben	zal gekild hebben	zullen gekild hebben	zullen gekild hebben	zullen gekild hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gekild hebben	zou gekild hebben	zou/zoudt gekild hebben	zoudt gekild hebben	zou gekild hebben	zouden gekild hebben	zouden gekild hebben	zouden gekild hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gekild worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gekild				er is gekild
verleden	er werd gekild				er was gekild
toekomend	er zal gekild worden				er zal gekild zijn
voorwaardelijk	er zou gekild worden				er zou gekild zijn
lijdende vorm gekild worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		gekild worden			gekild te worden
	toekomend		gekild zullen worden			gekild te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		gekild zijn			gekild te zijn
	toekomend		gekild zullen zijn			gekild te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word gekild	wordt gekild	wordt gekild	wordt gekild	wordt gekild	worden gekild	worden gekild	worden gekild
verleden (o.v.t.)	werd gekild	werd gekild	werd gekild	werdt gekild	werd gekild	werden gekild	werden gekild	werden gekild
toekomend (o.t.t.t.)	zal gekild worden	zult gekild worden	zult gekild worden	zult gekild worden	zal gekild worden	zullen gekild worden	zullen gekild worden	zullen gekild worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou gekild worden	zou gekild worden	zou/zoudt gekild worden	zoudt gekild worden	zou gekild worden	zouden gekild worden	zouden gekild worden	zouden gekild worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben gekild	bent gekild	bent/is gekild	zijt gekild	is gekild	zijn gekild	zijn gekild	zijn gekild
verleden (v.v.t.)	was gekild	was gekild	was gekild	waart gekild	was gekild	waren gekild	waren gekild	waren gekild
toekomend (v.t.t.t.)	zal gekild zijn	zult gekild zijn	zult gekild zijn	zult gekild zijn	zal gekild zijn	zullen gekild zijn	zullen gekild zijn	zullen gekild zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gekild zijn	zou gekild zijn	zou/zoudt gekild zijn	zoudt gekild zijn	zou gekild zijn	zouden gekild zijn	zouden gekild zijn	zouden gekild zijn