kijkerd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kij·kerd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kijkerd kijkerds
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de kijkerdm

  1. (informeel) oog, in de betekenis van (lichaamsdeel voor) visuele waarneming
     Hij zette zich een paar meter onder het vrouwtje, en opeens stonden we onder twee sperwers. De gebandeerde staart van het mannetje stak opzichtig uit. Bewonderend hielden we nu eens de een, dan weer de ander in de kijkerd zonder dat het de vogels leek te deren, en na een paar minuten praatten we alweer op normale toon.[2]
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • in de kijkerd
    in het gezichtsveld
  • in de kijkerd lopen
    opvallen
  • in de kijkerd zijn
    in de aandacht staan

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 20 september 2021 Weblink bron
    Samuel de Lange
    “Sperwer” (11 oktober 1997) op nrc.nl op Wikipedia