kieskauw

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kies·kauw

Werkwoord

vervoeging van
kieskauwen

kieskauw

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kieskauwen
    • Ik kieskauw. 
  2. gebiedende wijs van kieskauwen
    • Kieskauw! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kieskauwen
    • Kieskauw je? 

Gangbaarheid

52 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be