keukenschort

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

huisvrouw met keukenschort
Uitspraak
Woordafbreking
  • keu·ken·schort
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord keukenschort keukenschorten
verkleinwoord keukenschortje keukenschortjes

Zelfstandig naamwoord

het keukenschorto

  1. kledingstuk dat je voor en over je normale kleding draagt tijdens het werken in de keuken om je normale kleding schoon te houden
    • De Oekraïense Maria (57) woont aan het meer waar de pelgrims bidden. De kleine grijze vrouw in een keukenschort komt aan haar tuinhekje staan, maar is voorzichtig in haar uitspraken. „Wij respecteren alle godsdiensten. Iedereen heeft recht op zijn eigen geloof. De chassieden irriteren ons niet. Maar wij mogen dan wel arm zijn, we hebben ook onze trots. Het is de taak van de staat om ons nader tot elkaar te brengen en met elkaar te laten praten, maar dat doet ze niet.” [2] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Laura Starink 12 oktober 2013