ketelaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Ketelaar
Uitspraak
Woordafbreking
  • ke·te·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ketelaar ketelaars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ketelaarm

  1. matroos die moet wachtlopen en dus pas later kan eten dan de anderen
  2. (beroep) iemand die ketels maakt en repareert
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • daar kun je ketellaar van blijven
dat zal niets opbrengen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen