kerstweer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kerst·weer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerstweer | |
verkleinwoord | kerstweertje |
Zelfstandig naamwoord
het kerstweer o
- (kerst) (meteorologie) het weer tijdens de kerstdagen
- De vraag aan onze weerman is nu wat voor kerstweer het gaat worden.