kerstverkoop

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kerst·ver·koop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstverkoop kerstverkopen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kerstverkoopm

  1. (kerst) (handel) de verkoop in de kerstperiode, de drukste verkoopperiode van het jaar voor veel winkels
    • De kerstverkoop zorgde voor een omzet die anders in drie maanden bij elkaar gehaald wordt.